Je bent hier > Producten/Diensten > Verzekeringen > Verenigingen & vzw's > Verenigingen & vzw's Cover > meer info      
   

Verenigingen & vzw's Cover
 
Doelgroep
 
  • Sportclubs en verenigingsleven
  • Non-profit organisaties en social profit organisaties met of zonder vrijwilligers: parochiale werken, organisatie festivals, kerkfabriek, Public Finance, rusthuizen, scholen, …
  • Ongeacht hun grootte en hun juridische vorm (maw zowel feitelijke verenigingen als vzw’s), met of zonder personeel
  • Het gaat daarbij zowel om dienstverlenende instellingen, zoals volwassenonderwijs, mindervalideninstellingen of rusthuizen als om vrijetijds-verenigingen, sportclubs, federaties, sportevenementen of jeugdverenigingen, zowel  nationaal, provinciaal of gewestelijk
Wie is verzekerd
 
  • De vereniging/organisatie zelf (vzw, rechtspersoon of feitelijke vereniging)
  • Het bestuur, zijnde de bestuurders van de organisatie
  • de personeelsleden incl geleend/gehuurd/ter beschikking gesteld personeel  van derden (vb uitzendkrachten)
  • de vrijwilligers: zowel diegene met regelmatige activiteiten binnen de vereniging als occasionele helpers-vervangers (vb familieleden)
  • de gewone leden, alsmede de ouders als burgerlijke aansprakelijken van de minderjarige leden
  • de deelnemers aan bepaalde activiteiten
  • anderen die specifiek vermeld worden (vb residenten/bewoners van een rusthuis, patiënten, zorggebruikers, …)
Wat is verzekerd
 
Alle socio-culturele en sportactiviteiten die zich situeren in de non-profit.  Er is een automatische uitbreiding van de verzekering tot de volgende nevenactiviteiten:
 
  • vergaderingen, trainingen, wedstrijden en repetities georganiseerd door de vereniging/vzw
  • het onderhoud, de kleine herstellingen en de schoonmaak van de gebouwen en installaties gebruikt voor de activiteiten
  • de montage en demontage van materiaal
  • de deelname aan beurzen, salons en tentoonstellingen; de organisatie van commerciële, culturele of sociale manifestaties
  • tijdelijke activiteiten zoals  het jaarlijks personeels- of ledenfeest, een eetfeest of een bal ter ondersteuning van de activiteit. 
  • Andere zaken, die geen deel uitmaken van de normale activiteiten,  dienen apart verzekerd te worden in een polis “Tijdelijke Activiteiten”
  • de bereiding en verdeling van maaltijden, met inbegrip van het risico van voedselvergiftiging

Welke verzekeringsdekkingen kunnen er genomen worden

 
  • Burgerrechterlijke aansprakelijkheid voor lichamelijke, stoffelijke en zuiver onstoffelijke schade, en dit voor alle verzekerden.  Bijvoorbeeld:
    •  schade door brand, vuur,r ook, ontploffing, water aan onroerende (gebouwen, tenten) en roerende goederen (inhoud, materiaal) van derden die men tijdelijk gebruikt, huurt of bewaart
    • collectieve familiale polis voor residenten
    • Burenhinder ten gevolge van een ongeval
    • milieuaantasting
    • BA gebouw
    • schade die een uitzendkracht of hulp aan derden veroorzaakt
    • schade door uitgeleend personeel
    • schade aan geleend materiaal (niet gehuurd!)
    • schade door uitgeleend materiaal (niet verhuurd!)
    • schade door zelfrijdende werktuigen (verkeersrisico gedekt tot 150 meter van de inrichting/werf)
    • persoonlijke aansprakelijkheid van minderjarigen bij schade door motorrijtuigen (niet het voertuig zelf)
    • Schade door motorrijtuigen toebehorend of ter beschikking gesteld van de aangestelden, indien het voertuig onverzekerd is
    • Schade aan materiaal van derden die bij jou werken uitvoeren
    • Schade aan voertuigen van derden die <150 meter van uw inrichting geparkeerd staan
    • Schade aan persoonlijke bezittingen van de verzekerden
    • Informaticaschade (computergegevens of de onbeschikbaarheid hiervan) voor zover er stoffelijke schade is
    • Diefstal door een niet-leidinggevende aangestelde of waartoe door nalatigheid de gelegenheid gegeven is
  • BA Na levering: voor schade aan derden door de producten na levering of na uitvoering van de werken. Bijvoorbeeld:
    • Milieu aantasting
    • Schade door brand, vuur, ontploffing, water
    • Verschaffen van eetwaren en drank tijdens de verzekerde activiteiten
    • informaticaschade
  • Toevertrouwde goederen, die behoren aan derden:
    • Om eraan te werken
    • Om ermee te werken
    • Om ze tijdelijk te bewaren
    • Om ze tijdelijk te gebruiken (vb gebouw, tent en hun inhoud): max 35 dagen per verzekeringsjaar
  • Beroepsaansprakelijkheid (klassiek en/of medisch): verzekerd de contractuele en extra-contractuele voor schade veroorzaakt aan derden en die voortvloeit uit:
    • Een professionele fout
    • Een vergissing, een nalatigheid of een vergetelheid
    • Het verlies, de beschadiging of de verdwijning, welke de oorzaak is, van het om even welke documenten, toevertrouwd of niet, die eigendom zijn van derden en waarvan de verzekerde de bewaarnemers zijn
  • Persoonlijke BA/BA Vrijwilligers
  • Rechtsbijstand: verzekerd per geschil
    • Het strafrechtelijke verweer van de verzekerde
    • Het burgerlijk verhaal van de aansprakelijke (bekomen van een schadevergoeding)
    • Het onvermogen van de aansprakelijke
    • De betaling van een voorschot op de schadevergoeding
    • De strafrechtelijke borgstelling van de verzekerde
  • Lichamelijke ongevallen:  worden als een lichamelijk ongeval gelijkgesteld:
    • Bevriezing, zonnesteek, brandwonden, blootstelling aan giftige stoffen, toevallige verstikking, verdrinking, hydrocutie, aanslagen en aanranding, beten van dieren of steken van insecten, hernia’s en liesbreuken, spierscheuringen, verrekkingen, peesscheuring, verstuiking en ontwrichting, ziekten, besmettingen en infecties, lichamelijke letsels tgv wettelijke zelfverdediging of ingevolge het redden van in gevaar verkerende personen
    • Dekkingen : overlijden, blijvende invaliditeit, tijdelijke ongeschiktheid, Medische en andere kosten (vb reddingskosten, begrafeniskosten, …), stoffelijke schade (vb materiële schade aan kledij, voorwerpen van vrijwilligers)

Op enkele wettelijke uitzonderingen na worden de verzekerde bedragen vrij vastgelegd.  Er zijn vele varianten mogelijk.

 

Voor de dekking lichamelijke ongevallen kunnen de verzekerden tot 3 groepen verdeeld worden, met iedere groep hun eigen verzekerde waarborgen, kapitalen en franchises (vb vrijwilligers, bestuursleden, gewone leden, deelnemers, ….)

 
 

ACHTERGRONDINFORMATIE rond verenigingen, vzw’s en vrijwilligerswerk

 
Definities
 

VZW: “Een vereniging met rechtspersoonlijkheid van minstens drie (fysieke of morele) personen die in onderling overleg een activiteit organiseren met het oog op de verwezenlijking van een onbaatzuchtige doelstelling met uitsluiting van enige winstverdeling onder haar leden en bestuurders, en die een rechtstreekse controle uitoefenen op de werking van de vereniging .  Er is geen minimum kapitaal vereist, maar er dienen wel een aantal wettelijke verplichtingen (boekhouding, ledenvergadering, …) vervuld te worden”.  Indien niet voldaan aan alle voorwaarden, valt men automatisch onder de categorie feitelijke vereniging of van een commerciële vennootschapsvorm.

 

Feitelijke vereniging: "Elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer personen die in onderling overleg een activiteit organiseren met het oog op de verwezenlijking van een onbaatzuchtige doelstelling met uitsluiting van enige winstverdeling onder haar leden en bestuurders, en die een rechtstreekse controle uitoefenen op de werking van de vereniging". Hier is er geen eigen vermogen en zijn er ook geen wettelijke verplichtingen (behoudens ledenvergadering).

 
In de toelichting bij de wet wordt gesteld dat onbaatzuchtig betekent dat het individueel belang overstegen wordt en dat het uitoefenen van een rechtstreekse controle onder meer inhoudt dat de leden op de hoogte moeten zijn van sommige wettelijke verplichtingen rond vrijwilligerswerk zoals de informatieplicht en de verzekeringsplicht. Of deze definitie nu echter toelaat om duidelijker het onderscheid te maken tussen een groepje vrienden dat wekelijks samen gaat fietsen dan wel een wielervereniging van bevriende personen, valt echter te betwijfelen.
 

Door de al dan niet rechtspersoonlijkheid, kan een vzw wel eigen contracten afsluiten en heeft een vzw een eigen aansprakelijkheid.  Bij een feitelijke vereniging kunnen er geen eigen contracten afgesloten worden (de bestuurders tekenen in eigen naam) en is er geen eigen aansprakelijkheid (de bestuurders en/of leden zijn persoonlijk aansprakelijk, waarbij hun persoonlijk vermogen dus niet beschermd is!!).

 
Verder is het zo dat het louter deelnemen aan een activiteit niet beschouwd wordt als vrijwilligerswerk. Men dient werkelijk mee te helpen bij de organisatie om als vrijwilliger te worden beschouwd. Een voetballer die gewoon een match speelt, is dus geen vrijwilliger, maar als dezelfde voetballer nadien de tap in de kantine bedient, wordt hij wel vrijwilliger.
 

Tot de Wet van 3 juli 2005, was er rond vrijwilligerswerk niets geregeld: geen statuut, geen bescherming, …  Dit ondanks het feit dat er in België rond de 1.800.000 vrijwilligers actief zijn in onder andere jeugdbewegingen, ziekenzorg, ouderenzorg, feestcomités, …  Het doel van deze wet was om een duidelijk kader te scheppen rond de toegestane activiteiten en de aansprakelijkheden.  Zij regelt de activiteit van de vrijwilliger binnen de organisatie en is dus van toepassing op de vrijwilligers en de organisatie.

 
Wat is het toepassingsgebied van deze wet (aangepast  op 11/08/2006)?
 
Voorwaarden:
 
  • Vrijwilligerswerk dat gebeurt in België of dat georganiseerd wordt vanuit België op voorwaarde dat de vrijwilliger zijn hoofdverblijfplaats heeft in België : vb WEL kleding naar Roemenië brengen, maar NIET bepaalde types van ontwikkelingshulp waarbij de Belgische vrijwilliger in het buitenland woont.
  • Onbezoldigde activiteit: indien men een vergoeding ontvangt, hoe klein ook, wordt men niet beschouwd als vrijwilliger. Enkel een loutere terugbetaling van gemaakte kosten is aanvaardbaar.
  • Onverplichte activiteit: Gemeenschapsdienst die opgelegd wordt als alternatieve straf kan dus niet beschouwd worden als vrijwilligerswerk
  • Gepresteerd ten behoeve van andere personen met uitzondering van de vrijwilliger zelf, zijn familie, zijn vrienden en zijn werkgever. Volgende vormen van hulp worden NIET aanvaard als vrijwilligerswerk:
    • 1. Werk dat verricht wordt ten behoeve van familie : vb gratis hulp bij het verbouwen van de woning van een familielid of het thuis door de zoon bijspringen in de winkel
    • 2. Werk dat verricht wordt ten behoeve van kennissen of vrienden: vb vriend helpen met de verhuis
    • 3. Werk dat verricht wordt ten behoeve van de werkgever : vb werknemer-kok die na zijn uren op vrijwillige basis kookt voor het  personeelsfeest.  Wordt wel aanvaard als vrijwilligerswerk, indien de taken die de werknemer doet als vrijwilliger verschillend zijn van zijn taken als werknemer (vb kok die DJ is op het personeelsfeest).
  • Ingericht door een organisatie (feitelijke vereniging, een vzw of een publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk): vb personen die een geldinzamelingsactie houden in opdracht van een bedrijf, vallen niet onder de bepalingen van de vrijwilligerswet. Vrijwilligers die dezelfde geldinzamelingsactie houden in opdracht van een vzw wel. Ook zelfhulpgroepen vallen niet onder deze voorwaarden.

Een vrijwilliger is dus een natuurlijk persoon (geen rechtspersonen) die een activiteit uitvoert die beantwoordt aan de bovenvermelde voorwaarden.

 
Ondanks deze voorwaarden heeft de wet een zeer ruim toepassingsgebied. Er worden immers geen voorwaarden opgelegd naar aantal vrijwilligers of aantal activiteiten. Dit houdt in dat ook piepkleine organisaties of organisaties die slechts zeer occasioneel een beroep doen op vrijwilligers onder de wet kunnen vallen. Het volstaat immers om slechts éénmaal per jaar beroep te doen op één vrijwilliger.
 
De wet kijkt naar het al dan niet gestructureerd zijn van de organisatie. Rechtspersonen naar privaat recht zonder winstoogmerk (vzw's, ...) en rechtspersonen naar publiek recht zonder winstoogmerk (OCMW, ...) vallen daar zeker onder. Ook feitelijke verenigingen maar niet de spontane initiatieven (vb groep vrienden die een fietstocht organiseren, de jaarlijks buurt/straat-barbecue, ....). Het is in deze laatste categorie van al dan niet feitelijke vereniging of spontane organisatie, waar een onduidelijke situatie in bestaat of de wet nu van toepassing is of niet. Daarom verdeeld de wet deze laatste ook in drie types.
 
De wet ziet namelijk een gestructureerde organisatie als:
 
  • Rechtspersonen naar privaat recht zonder winstoogmerk: vzw's, ...
  • Rechtspersonen naar publiek recht zonder winstoogmerk:  OCMW, lokale besturen, ...
  • Type I: Gestructureerde feitelijke verenigingen met personeel ( vakbonden, … ) of feitelijke verenigingen zonder personeel, maar die deel uitmaken van een organisatie met personeel : jeugdverenigingen, sportverenigingen,  …
Deze hebben dus de verzekeringsplicht!
 
Daarentegen ziet de wet een niet-gestructureerde organisatie als:
 
  • Type II: Niet-gestructureerde feitelijke verenigingen zonder personeel, die geen deel uitmaken van een organisatie met personeel :  vb inzamelactie voor gehandicapt kind, Cliniclowns, …
  • Type III: al de rest, dewelke dus niet onder de wet vallen vb groepje vrienden die elke zaterdag gaan fietsen, …
Deze hebben dus geen verzekeringsplicht!
 
Uiteraard laten deze criteria heel wat grijze zones open, en is het niet altijd duidelijk of je vereniging al dan niet onder de verzekeringsplicht valt.
 

Elk type organisatie krijgt een aantal verplichtingen opgelegd (afh van het type) uit onderstaande lijst:

 
  • Informatieplicht (rechtspersonen + feitelijke vereniging type I + II)
  • Kostenvergoeding (rechtspersonen + feitelijke vereniging type I + II)
  • Sociaal statuut (rechtspersonen + feitelijke vereniging type I + II)
  • Aansprakelijkheid (rechtspersonen + feitelijke vereniging type I)
  • Verzekeringsplicht (rechtspersonen + feitelijke vereniging type I )
Informatieplicht
 
De organisatie die werkt met vrijwilligers wordt geacht haar vrijwilligers te informeren over cruciale zaken ( statuut, doel, verantwoordelijke, verzekering, onkostenvergoeding en geheimhoudingsplicht ) maar zij mag deze informatieplicht naar eigen goeddunken uitvoeren. De organisatie mag deze info verspreiden via bijvoorbeeld haar website, via haar ledenblad, via een folder, via het uithangbord in het clublokaal etc... De bewijslast ligt bij de organisatie die desgevallend moet kunnen aantonen dat de vrijwilliger op de hoogte was of had kunnen zijn van de noodzakelijke informatie.
 
Ook gemeentes en provincies zijn bij wet verplicht de organisaties te informeren omtrent hun verzekeringsplichten zoals deze vastgelegd zijn in de wet.
 

Er mag een vrijwilligersovereenkomst opgemaakt worden, maar dit is geen arbeidsovereenkomst en het principe is en blijft dat het over een vrijwillige dienstverlening gaat.  Het voordeel kan wel zijn dat bepaalde rechten en plichten van de partijen duidelijk omschreven worden en kan zijn nut hebben bij grote verantwoordelijkheden (vb seingever wielerwedstrijden).

 
Onkostenvergoeding
 
Het onbezoldigd karakter van het vrijwilligerswerk laat wel toe om een onkostenvergoeding te betalen van de werkelijk gemaakte kosten.  Het is echter geen verplichting voor de organisatie. 2 systemen zijn daarbij toegelaten:
 
  1. Forfaitaire terugbetaling van kosten voor zover beperkt tot maximaal 24,79 EUR per dag en 991,57 EUR per jaar ( geïndexeerd volgens de consumptie-index, basis 1996). Deze regeling respecteert dus de grenzen waarbinnen de kostenvergoeding vrijgesteld wordt van fiscale en sociale heffingen.  Er is geen bewijslast in hoofde van de vrijwilliger.
  2. Terugbetaling van kosten op basis van bewijsstukken indien de bedragen hoger zijn dan forfaitair toegelaten ( bewijs voor het totale bedrag, dus ook voor het stuk onder het forfait).  Dit zijn belastbare inkomsten.
 
Een combinatie van werkelijke en forfaitaire onkostenvergoeding is niet toegelaten voor éénzelfde vrijwilliger.  De organisatie kan wel opteren om met verschillende systemen te werken (duidelijk gepreciseerd volgens de groep vrijwilligers).  Er is evenwel één uitzondering (art 62 van de wet van 06/05/2009) voor de verplaatsingsonkosten: max 2000 km per jaar aan 0,3178 euro per km.
 
Sociaal statuut
 
De wetgever bleef niet ongevoelig voor het gegeven dat vrijwilligerswerk zo toegankelijk mogelijk moet zijn.  Het algemeen principe is dat personen met een vervangingsinkomen vrijwilligerswerk kunnen doen. Dit is weliswaar aan enkele voorwaarden verbonden:
 
  • Arbeidsovereenkomst (hoofd- of bijberoep): de taken die iemand voor zijn werkgever doet, mag als vrijwilliger voor zijn werkgever enkel andere taken doen.  Voor derden is er geen beperking. Een ambtenaar moet akkoord krijgen van zijn oversten.
  • Uitkeringsgerechtigde werkloze of bruggepensioneerde: worden aanzien als “werkloze” en dienen vooraf en schriftelijk dit aan te geven bij het werkloosheidsbureau
  • Arbeidsongeschikten: dienen eerst toelating te vragen aan de adviserende arts
  • Leefloon: geen beperking, hoewel het verstandig is het OCMW hiervan op de hoogte te brengen
  • Bejaarden: geen beperkingen
  • Gezinsbijlagen (student): geen beperkingen, behoudens de min leeftijd van 16 jaar
  • Andere vb zelfstandigen: geen verband met zijn/haar commerciële activiteit !!!!
Aansprakelijkheid
 
Net zoals een werknemer zal de vrijwilliger immuun zijn voor de aansprakelijkheidsvorderingen in verband met zijn lichte fouten ( = het gros van de fouten ). Wel zal hij verantwoordelijk blijven voor de opzettelijke fouten, de zware fouten en de herhaalde lichte fouten.
 
De aansprakelijkheid voor de lichte fouten van de vrijwilligers wordt bij de organisatie gelegd. Deze aansprakelijkheid inzake fouten van vrijwilligers is beperkt tot de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. De organisatie staat dus niet in voor strafrechtelijke fouten van haar vrijwilligers. Wel strekt de aansprakelijkheid van de organisatie zich uit tot feiten begaan tijdens verplaatsingen. Een afwijking van deze aansprakelijkheidsregeling in het nadeel van de vrijwilliger wordt expliciet verboden.
 
De immuniteitsbescherming wordt beperkt tot de feitelijke verenigingen die minstens één werknemer ( arbeider of bediende ) in dienst hebben. Daarbij zou het volstaan dat de koepelorganisatie van een lokale afdeling dit personeelslid in dienst heeft (van belang voor bijvoorbeeld sportclubs die deel uitmaken van een federatie of jeugdbewegingen). De bepaling van afdeling is niet steeds evident, gezien de verscheidenheid aan structuren, waarbij ofwel de leden aangesloten zijn bij de koepel ofwel de lokale vzw?s of feitelijke verenigingen. Anders gesteld geniet de vrijwilliger geen immuniteit indien hij vrijwilligerswerk verricht voor een feitelijke vereniging die geen werknemers in dienst heeft. Gezien het ongestructureerde karakter van de feitelijke verenigingen kunnen we er van uitgaan dat quasi 90% van de feitelijke verenigingen geen enkel personeelslid in dienst heeft en dat dus in de praktijk bijna alle vrijwilligers van feitelijke verenigingen persoonlijk aansprakelijk blijven. Zij blijven dus zelf instaan voor alle schade die zij veroorzaken. Hun organisatie is niet aansprakelijk voor hun fouten en hoeft zich dus ook niet te verzekeren. Zulke vrijwilliger dient dus terug te vallen op zijn familiale polis indien hij deze heeft afgesloten.
 
De wetgever wil hiermee vermijden dat de andere leden of vrijwilligers van een feitelijke vereniging zouden moeten instaan voor de fouten van één of enkele van haar vrijwilligers. Dit zou immers het gevolg zijn van het ontbreken van rechtspersoonlijkheid binnen een feitelijke vereniging. Voor feitelijke verenigingen die gestructureerd genoeg zijn om met personeel te werken, geldt deze overweging dan blijkbaar weer niet of weegt de beoogde gelijkstelling van de vrijwilligers met de regeling voor de aanwezige personeelsleden zwaarder door.
 
Tot slot kan nog vermeld worden dat een vrijwilliger die tegelijk ook bestuurder is binnen zijn of haar organisatie in zijn hoedanigheid van bestuurder onderworpen blijft aan de regels die opgelegd zijn in de vzw-wet. Met andere woorden zal de immuniteit als vrijwilliger niet beletten dat men desgevallend aansprakelijk wordt gesteld als bestuurder. Dit is bijvoorbeeld het geval als men de naam van de vzw niet vermeldt op contracten die men afsluit.
 
Verzekering
 
De organisaties die aansprakelijk zijn voor de fouten van hun vrijwilligers worden nog steeds verplicht zich te verzekeren. Zoals gezegd vervalt de verzekeringsplicht echter voor de feitelijke verenigingen die geen personeel tewerkstellen (of de lokale afdelingen waarvan de koepelorganisatie geen personeel tewerkstelt).
 
De verzekeringsplicht blijft beperkt tot de aansprakelijkheid als organisatie. De organisatie is niet verplicht de persoonlijke aansprakelijkheid van haar vrijwilligers in te dekken. Anderzijds kan zij dit facultatief wel doen. Doet zij dit niet, dan dient zij de vrijwilligers hierover ook te informeren zodat deze een eigen familiale polis kunnen onderschrijven.
 
Via Koninklijk Besluit kan de verzekeringsplicht eveneens uitgebreid worden tot de rechtsbijstand en de lichamelijke ongevallen en ziektes die de vrijwilligers oplopen tijdens het uitvoeren van vrijwilligerswerk en tijdens de verplaatsingen uitgevoerd in het kader daarvan. Deze laatste verduidelijking, maakt dat zowel ongevallen op de weg van en naar als tijdens dienstverplaatsingen in aanmerking komen.
 
De gemeentes en provincies worden verantwoordelijk gesteld voor de informering van de organisaties aangaande hun verzekeringsplicht.
 
De wetgever institutionaliseert de mogelijkheid tot aansluiting van een vereniging bij een collectieve polis. Elke vereniging kan mits betaling van een premie aansluiten bij een collectieve polis, aangeboden door de federale overheid of andere publieke instellingen (vb gemeente of provincie). De modaliteiten dienen nog vastgelegd te worden via KB.
 
Er valt ook op te merken dat het risico van tussenkomst van de vrijwilligerspolis voor allerlei verkeersongevallen vermeden wordt via invoering van de clausule BA aansteller in de autopolis. Dit komt erop neer dat de organisatie automatisch als verzekerde partij wordt aanzien in de autopolis van haar vrijwilligers. Het zal dus steeds de autopolis van de vrijwilliger zelf zijn die tussenkomt in geval van verkeersongevallen veroorzaakt door de vrijwilliger tijdens verplaatsingen in opdracht. Dit is een goede zaak gezien anders de vrijwilligerspolissen onbetaalbaar zouden worden. Daarentegen blijft de schade aan het eigen voertuig wel ten laste van de vrijwilliger.
 
Tot slot behoudt men eveneens de verplichte dekking van vrijwilligerswerk in de familiale polis. De familiale verzekeraar kan de vrijwilligersactiviteiten dus niet uitsluiten in zijn polis.
 
Voor de aansprakelijkheid als bestuurder kan men zich desgewenst verzekeren via een aparte polis Bestuurdersaansprakelijkheid.
 
Welke dekkingen?
 
  • Burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie (niet de contractuele aansprakelijkheid: vb fout bij het afsluiten of uitvoeren van een huurcontract)
  • Burgerlijke aansprakelijkheid van de vrijwilliger voor schade aan de begunstigde (vb bejaarde die men helpt), aan andere vrijwilligers of derden (niet de contractuele aansprakelijkheid); zowel tijdens het vrijwilligerswerk als op de weg van en naar
  • Lichamelijke Ongevallen (overlijden, blijvende invaliditeit, tijdelijke arbeidsongeschiktheid, behandelingskosten). Deze is nog niet wettelijk verplicht, maar maakt in de praktijk wel 90% van de schadegevallen uit!
  • Rechtsbijstand: Deze is nog niet wettelijk verplicht!
De verzekerde bedragen kan je zelf kiezen, rekening houden met de minimum bedragen bepaald bij wet (welke nog niet bepaald zijn, eveneens voor de eventuele vrijstellingen).
 
 
 
 

 
 
 
 
   
   
   
    Disclaimer | Privacy Charter | Belangenconflict | Duurzaamheid | Verbonden agent van DVV Verzekeringen
© 2003 - 2024 DVV Zakenkantoor BV - dvvzakenkantoor@dvv.be | Webdesign R-eBus